De Pest in de zeventiende eeuw in Nederland
Hoofdstuk 4 Pestordonnanties


(20-04-2014: Links moeten nog worden gemaakt)



4 Pestordonnanties


via deze link komt u bij het overzicht van alle ordonnanties.

4.1 Inleiding

Nu enig inzicht is verkregen in hoe het verloop van de sterfte was tijdens een pestperiode en dat artsen niet zo goed raad wisten met het begrip 'pest', kan er begonnen worden met de beantwoording van de vraag hoe de verschillende groepen in de samenleving reageerden op de pest. Immers, zoals in de inleiding van dit onderzoek is gesteld is er enerzijds de mening van de Noordegraaf en Valk dat pestperioden gepaard gingen met paniek, en anderzijds is er de mening van McNeill dat pest endemisch was en dat de mensen dus gewend waren aan dit soort perioden van sterfte.
Als eerste wordt nu behandeld hoe stadsbesturen reageerden. In een samenleving is primair een bestuur de aangewezen instantie om ergens iets van te vinden of ergens iets aan te doen. Voor wat betreft 'iets te doen' bij een besmettelijke ziekte wil ik eerst kijken naar hoe het vandaag de dag is geregeld.
In de tegenwoordige tijd heeft de rijksoverheid voor elke infectieziekte een beleid (1). Afhankelijk van het soort infectieziekte varieert het beleid van alleen maar diagnostiek, zoals bijvoorbeeld bij aarsmaden tot een pakket van uitvoerige draaiboeken wanneer het pokkenvirus weer opduikt. Infectieziekten zijn ingedeeld in verschillende groepen (A, B1, B2 en C) op basis van meldingsplicht door de arts aan de gemeentelijke gezondheidsdienst. Zodra een arts zelfs maar het vermoeden heeft dat iemand een infectieziekte heeft behorend bij groep A moet hij dat "onverwijld" melden. De pest is ondergebracht in infectieziekten groep B1. Dat houdt in dat een arts die vaststelt of vermoedt dat iemand aan een ziekte lijdt vallend onder deze groep, dit binnen 24 uur moet melden. Het regime bij groep B1 is dus iets soepeler dan bij groep A, waaronder pokken, polio en SARS (2) vallen. Dit alles is geregeld in de Wet op de publieke gezondheid. In deze wet zijn maatregelen vastgesteld gericht op het individu en op gebouwen, goederen en vervoermiddelen (inclusief havens en luchthavens). Ook is er een handhavingsbeleid met strafbepalingen, in de vorm van gevangenisstraf of een geldboete (3).

In de zeventiende eeuw was het voor de overheid een stuk lastiger om beleid te maken tegen besmettelijke ziekten. Men was onbekend met bacteriën, die pas in de negentiende eeuw werden aangewezen als ziekteverwekkers, en dus ook onbekend met de daarbij behorende besmettingsroutes. Men was niet helemaal onbekend met voor het blote oog onzichtbare kleine beestjes, maar daarover zal verderop in dit boek worden uitgewijd. Daarnaast, zoals in het vorige hoofdstuk is aangetoond, hadden artsen niet de kennis en het inzicht om de pest te herkennen anders dan pas in een laat stadium. De voornaamste punten voor houvast waren een ziektebeloop van 2 tot 10 dagen, meestal eindigend in het overlijden van de zieke, en een groot aantal van dergelijke ziekte/sterftegevallen in korte tijd. Ongeacht of men dacht dat de pest een door God gezonden plaag was of dat het door verrotting en vuile luchten kwam, men was het erover eens dat de pest besmettelijk was (zie ook de definities in hoofdstuk 2). Maar hoe lang zo'n periode met de besmettelijke ziekte zou duren kon men niet van te voren weten.
De vraag is welke maatregelen nam het stadsbestuur om de pest in te dammen? Op wat voor moment nam men de maatregelen? Verschilden de maatregelen per stad net zo veel als de pestperioden per stad? Waren er verschillen in maatregelen tussen meer de protestantse steden en de meer katholieke steden? En werden de maatregelen in een pestperiode gebaseerd op, dan wel afgeleid van maatregelen van eerdere pestperioden of van maatregelen in andere steden? En kan worden gesteld dat deze maatregelen ondoordacht waren en dat besturen dus in paniek allerlei maatregelen namen?
Om een antwoord te krijgen op die vragen werden twee soorten bronnen onderzocht; de ordonnanties (verordeningen) en de notulen van de stadsbesturen. In dit hoofdstuk worden alleen de pestordonnanties behandeld. Een beschouwing van het dagelijkse beleid wordt in het volgende hoofdstuk gegeven.

4.2 Soorten maatregelen
Maatregelen bij het bestrijden of indammen van infectieziekten worden onderverdeeld in curatieve en preventieve. De curatieve maatregelen waren het domein van de chirurgijns en de doktoren, de preventieve maatregelen het domein van het stadsbestuur.
In het algemeen zal men als men weinig weet over de oorzaak van een besmettelijke ziekte maatregelen nemen op een heel breed vlak. In de huidige tijd kan men dat bijvoorbeeld zien aan de maatregelen die werden genomen in de begintijd van AIDS (4). Men wist niet wat de oorzaak was van AIDS maar men vermoedde wel dat het besmettelijk was. De maatregelen in de beginjaren waren vooral gericht op voorlichting en gebaseerd op wat men in de populatie zag; namelijk dat de ziekte vooral homoseksuele mannen trof. Men richtte zich bij de voorlichting op de leefstijl van homo's en hoe daar anders mee om te gaan (5). Opvallend was dat de maatregelen in de deze periode sterk beïnvloed werden door politieke belangen van verschillende groeperingen (6).

Bij de bestudering van de maatregelen rondom de pest, zoals in de ordonnanties waren vastgelegd, ziet men een soortgelijke gedachtegang. De oorzaken die men dacht te kennen van de pest waren de toorn van God en vuile dampen/verrotting. Hoe de toorn van God kon worden getemperd was natuurlijk een lastig vraagstuk. Het bestrijden van vuile dampen en verrotting was veel concreter aan te pakken; te weten een vorm van hygiëne en isolatie van zowel zieken als besmette huizen. Een overledene kon in die gedachtegang ook een bron van besmetting zijn en dus werden er ook regels gesteld voor het begraven. Een gedachte overigens die ook in deze tijd opgeld doet en vastligt in de wet (7). Waarschijnlijk omdat men vermoedde dat ook via de handel besmetting kon worden verspreid nam men ook maatregelen om verspreiding via deze route te voorkomen. Tot slot waren er maatregelen waarbij de relatie met vuile dampen en verrotting niet zo makkelijk kan worden gelegd, dan wel dat die relatie helemaal ontbreekt of een ander doel diende.

Om een gestructureerde beschrijving en vergelijking tussen de verschillende ordonnanties mogelijk te maken zullen in dit hoofdstuk de maatregelen worden gegroepeerd in:
- isolatiemaatregelen gericht op de zieken
- isolatiemaatregelen gericht op geïnfecteerde huizen
- hygiënische maatregelen
- maatregelen rondom het begraven
- maatregelen gericht op de handel
- overige maatregelen
Hieronder zal per periode eerst een korte schets worden gegeven van enkele belangrijke gebeurtenissen of omstandigheden in die periode. Daarna zal, voor zover mogelijk, worden beschreven welke overeenkomsten er zijn per soort maatregelen. Vervolgens zullen de bijzondere en opvallende zaken per ordonnantie worden beschreven en er zal een kleine beschouwing worden gegeven. Het handhavingsbeleid zal in een aparte paragraaf worden behandeld. In de bijlage bij dit hoofdstuk zijn in tabellen per periode alle maatregelen vermeld die in de ordonnanties zijn vastgelegd.

4.3 Ordonnanties 1601-1605
De tachtigjarige oorlog was in deze periode nog aan de gang. Er was een langdurige strijd om Oostende (1599-1604) die zowel de Staatse legers als de Spaanse veel manschappen en materieel kostte (8). De handel bloeide op en er werd grootschalig geïnvesteerd in Amsterdam, Middelburg, Rotterdam, Delft, Haarlem en de Westfriese steden waardoor de verstedelijking toenam. De Hollandse en Zeeuwse vloten dreven handel in het Middellandse-Zeegebied, de Oostzee en Oost-Indië (9). Kortom er was een grote dynamiek in de steden zelf, mensen trokken van het platteland naar de steden, en de handelsschepen kwamen veelvuldiger dan voorheen in contact met andere volken en hun ziekten. Ook konden via de schepen ratten, de mogelijke bronnen van de pest, meereizen.

Uit deze periode werden ordonnanties gevonden van Amsterdam (10), Leiden (11), Roermond (12), Sluis (13) en Utrecht (14). Er was ook nog een ordonnantie uit Gorkum (15), maar die bevatte geen bestuurlijke maatregelen. Deze wordt daarom apart beschreven.

4.3.1 Overeenkomsten in de maatregelen 1601-1605

A Isolatiemaatregelen
De enige punten waar 3 van de 5 ordonnanties hetzelfde in zijn, zijn de instructie dat de vensters op de begane grond gedurende een aantal weken gesloten moesten blijven en dat men geen zieken in huis mocht opnemen of ontvangen.
>B Hygiënische maatregelen
Alleen in Amsterdam en Sluis werden er hygiënische maatregelen genomen, namelijk dat iedereen één of twee keer week de stoep en de goot moest schoonvegen, dode beesten (honden, katten, kippen en dergelijke) moeten naar de vuilnisschuit worden gebracht, er mag geen vuiligheid op straat worden gegooid en het bloed van aderlaten mag niet meer op straat of in de gracht worden gegooid.

C Maatregelen rondom het begraven
Alleen Leiden en Utrecht hadden hiervoor tamelijk uitgebreide regels; het graf moet diep genoeg zijn, men moet langs de kortste route van sterfhuis naar kerkhof. Voor wat betreft de maatregelen rondom het begraven lijken de beide ordonnanties veel op elkaar.
Wat in vier van de vijf steden was geregeld, was dat de doden alleen op een bepaald tijdstip mochten worden begraven. Het tijdstip echter verschilde per stad. In Leiden bijvoorbeeld was dat om 2 uur 's middags en in Sluis mochten de doden alleen worden begraven als het donker was.

D Maatregelen gericht op de handel
De maatregelen in vier van de vijf waren nagenoeg dezelfde, dan wel hadden dezelfde intentie; namelijk dat vanuit een huis met pest geen handel mag worden gedreven; men mag geen huisraad verkopen uit een huis met pest. En omdat men dacht dat de pest ook kon worden verspreid via kleren en goederen van allerlei aard, mochten kleren van buiten de stad niet worden verkocht en ook mochten kleren en goederen niet naar de markt worden gebracht.

E Overige maatregelen
Alleen de maatregel ten aanzien van loslopende honden is in verschillende steden nagenoeg hetzelfde. Deze maatregel was in lijn met de gedachte dat honden en katten de pest konden overbrengen. Gek genoeg is deze opvatting niet terug te vinden in de beschrijvingen van doktoren zoals Van Beverwijck en Van Diemerbroek. De opvatting dat honden en katten de pest konden overbrengen was afkomstig van de Italiaanse wiskundige Cardanus (Girolamo Cardano 1501-1576), die door Oomius ook als een vermaard medicijn-meester ten tonele wordt gevoerd. Deze opvatting was echter ook al eens eerder verkondigd door andere Italiaanse schrijvers uit 1433 en 1499, en door bestuurders omgezet in een maatregel om tijdens een pestepidemie honden dood te slaan (16). Waarom alleen honden en niet ook katten moesten worden doodgeslagen werd niet aangegeven door Oomius.

4.3.2 Opvallende zaken in de ordonnanties in deze periode

Utrecht, 14 juni 1602
Alleen in deze ordonnantie worden specifieke functionarissen, de cellenbroeders, aangewezen als degenen die de doden mogen dragen, wordt er leges van de kerk vastgesteld en wordt opgedragen dat een huis waar tot twee keer toe de pest is geweest gesloten moet worden.

Amsterdam, 4 juli 1602
Het eerste wat bij deze pestordonnantie opvalt is de datum, 4 juli 1602. Zoals in hoofdstuk 1 is getoond is er in juni 1602 slechts een marginaal verhoogde sterfte ten opzichte van de maanden daarvóór. De echt snelle stijging vond in Amsterdam plaats in de maand augustus. De ordonnantie begint echter met de woorden "Overmidts deurt believen van Godt Almachtich, de haestige sieckte ofte peste hier ter Stede ende in eenige plaetsen hier ontrent gelegen, seer ontsteeckt".
Kennelijk was de lichte stijging van het aantal sterfgevallen in combinatie met het gegeven dat mensen snel stierven en dat dit ook in de omliggende plaatsen het geval was, reden genoeg om een pestverordening op te stellen. Het aantal maatregelen blijft echter beperkt tot twaalf stuks. Opvallend zijn de maatregelen dat op zondag geen doden mogen worden begraven, er geen pruimen, komkommers en spinazie mogen worden verkocht en dat er op de markt soms teertonnen zullen worden gebrand om de lucht te zuiveren. Een heel opmerkelijke maatregel was dat zieken en hun verzorgers zes weken lang niet naar de preek mochten komen. Als men werkelijk de pest had dan was men immers binnen twee tot tien dagen overleden.

Leiden, 4 september 1603
Terwijl men in Leiden al een kleine piek in de sterfte heeft gehad in 1601 en een grotere piek, die 4 maanden duurde in 1602, is deze ordonnantie pas gepubliceerd in het derde jaar met grotere sterfte en wel in de maand september, op het moment dat de sterfte al weer net zo veel gestegen is als in 1602. Verder valt op dat er relatief veel maatregelen zijn benoemd rondom het begraven van de doden, waarbij , althans in deze periode, bijzonder is dat vrouwen niet mee mogen naar de begrafenis.

Roermond, 25 augustus 1604
De ordonnantie van Roermond die was uitgevaardigd in verband met de "schouwelicke sieckte" bevatte in totaal slechts vier maatregelen en was daarmee aanzienlijk korter dan de ordonnantie van 1598 die in 1615, met lichte aanpassingen, wederom werd gebruikt. In de ordonnantie is geen verwijzing gegeven naar een bestaande ordonnantie of een vermelding dat deze ordonnantie een aanvulling is. Het is echter nauwelijks voor te stellen dat er niet al maatregelen waren genomen, juist omdat in 1598 een vrij uitgebreide ordonnantie was opgesteld.

Sluis, 22 maart 1605
Allereerst valt op dat deze ordonnantie veel later is gepubliceerd dan de ordonnanties van de andere steden. De pest is dan al een aantal jaren aanwezig.
Maar het opmerkelijkste is dat er maar liefst 11 maatregelen werden afgekondigd, die hier zijn gerubriceerd onder 'overige maatregelen' en waarvan de meeste niets met de pest te maken hadden. Sluis was in die periode een zeehaven die toegang gaf tot Brugge, met de daarbij behorende verschijnselen van een zeehaven, zoals prostitutie en veel komend en gaand volk. Het had net een roerige periode achter de rug. Prins Maurits had in 1604 Sluis ingenomen voordat Spínola het kon ontzetten, samen met de vestingen die de Spanjaarden rondom de stad hadden gebouwd. Bovendien had de stad een toevloed van protestanten te verwerken uit Oostende dat zich op 22 september 1604 had overgegeven aan de Spanjaarden (17). De stedelijke samenleving in Sluis was dus kwetsbaar als gevolg van de naweeën van de oorlog en de toestroom van grote groepen vluchtelingen.
Prostitutie (18) , drank en spelen, waren zaken die men kennelijk toen niet op een andere wijze kon indammen. Het bestuur zag met de pest zijn kans schoon en greep dit aan als middel om aan deze ergerlijke zaken een eind te maken.
In de ordonnantie werd voorts expliciet verordonneerd dat alleen pestmeesters die door het bestuur zijn aangesteld als pestmeester mochten werken en dat de chirurgijns beoordeeld zouden worden door de pestmeester. Het werd herbergiers en anderen uitdrukkelijke verboden 's avonds na het luiden van de klok gasten nog te drinken te geven, met uitzondering van de gasten die van buiten de stad kwamen. Ook op het in- en uitgaande verkeer probeerde men greep te krijgen. Alle gasten die van buiten de stad kwamen en in de stad logeerden moesten met naam en toenaam, geboorteplaats en woonplaats worden gemeld bij de baljuw.
Al met al kan men uit deze ordonnantie makkelijk de indruk krijgen dat de pest voor de bestuurders op een andere wijze dan gewoonlijk een geschenk van God was om een aantal zaken te snel kunnen regelen.

4.3.3 Conclusie over de maatregelen in deze periode
In elke categorie hebben de verschillende steden wel een aantal maatregelen getroffen. Niet op een gestructureerde manier, maar er is toch over nagedacht. Veel maatregelen sluiten aan op het wereldlijke deel van de oorzaak, zoals die toen algemeen werd gezien, te weten verrotting en bedorven lucht. Er was echter weinig eenheid in maatregelen en weinig samenhang.
Voor wat betreft de maatregelen rondom de handel had men zaken op ongeveer dezelfde manier geregeld. De enige andere overeenkomst is dat de doden alleen maar op een bepaalde tijd mochten worden begraven.
Elke stad trok dus min of meer haar eigen plan, en er was over de maatregelen nagedacht. Opvallend zijn hierbij het geringe aantal maatregelen in Roermond en het gebruik van de pestepidemie door het bestuur van Sluis als middel om politieke doelen te bereiken.

4.3.4 Instructies voor de pest- en ziekhuismeesters te Gorinchem (5 oktober 1603)
De ordonnantie uit Gorinchem van1603 was geen algemene ordonnantie maar een instructie voor de pestmeesters, en had tot doel om duidelijkheid te geven over de financiële regelingen. Dat het gaat om een pestverordening blijkt al uit de aanhef: "Alsoo Godt Almachtich belieft heeft dese Stadt Gorinchem mette haestighe sieckte de peste te besoecken ende hardt aen te tasten".
De instructies voor de pestmeesters waren zeer uitvoerig.Het allereerste artikel bepaalde dat niet iedereen werd toegelaten tot het pesthuis. Alleen met een briefje van de ziekhuismeester werd men toegelaten. De meesters moesten de financiële draagkracht bepalen van degenen die werden toegelaten, om de kosten van het ziekhuis niet te zeer te laten oplopen. Ieder die het kon moest zelf zijn verblijf in het ziekhuis bekostigen. En zonodig zelf zijn bed mee te nemen, of ander gereedschap, kleren, goud en zilver. En als die persoon dan kwam te overlijden dan vervielen alle ingebrachte goederen aan het ziekhuis, zonder dat iemand van de familie van de overledene er aanspraak op kon maken.
Ook moest men dagelijks bijhouden hoeveel mensen, met naam genoemd, men had begraven. De namen van de soldaten moesten worden bijgehouden, evenals die van hun vrouwen en kinderen, zodat de kosten van verzorging bij de Staten konden worden verhaald. Daarnaast werd een beroep gedaan op "eenige goede luijden" om de stad te helpen in de kosten door de stad via testament of andere wijze financieel te steunen.
Als iemand een briefje van onvermogen had gekregen en later zou blijken dat hij wel degelijk enige goederen had, dan zou die persoon als nog gehouden te zijn te betalen voor de verzorging. De meesters kregen ook toestemming om eikenhouten grafkisten te laten maken en te verkopen, waarvan de opbrengst ten goede kwam aan het ziekhuis.
Kortom, de ordonnantie regelde minutieus de zaken rondom de inkomsten van het pesthuis.

4.4 Ordonnantie Roermond 1615 (19)
Uit de periode 1615-1618 is weinig bekend met betrekking tot de pest. De periode 1609-1621 was de periode van het twaalfjarig bestand, een periode waarin er een einde kwam aan de eenheid binnen de Republiek en er een conflict kwam tussen remonstranten en contraremonstranten. De handel van de VOC groeide nog steeds en werd belangrijker dan de Oostzeehandel. Landbouw was winstgevend en dus werd begonnen met het droogmalen van meren. In 1608 was reeds begonnen met het inpolderen van de Beemster (20).
Ook kwam in in deze periode de armenzorg van de grond. "Buitenlanders waren regelmatig verbaasd over de aandacht en de middelen die werden besteed aan het creëren van een ordelijk, goed toegerust en soepel functionerend stelsel voor de verzorging van bejaarden, zieken en armen." (21)
Nu was dit niet puur een daad van charitas en naastenliefde. Er was een chronisch gebrek aan arbeidskrachten in de steden en de lonen waren uitzonderlijk hoog. In weeshuizen moest er hard gewerkt worden.
Ook in deze periode was er dus nog steeds migratie van platteland naar de steden, de drooggemalen polders waren nieuwe bronnen van grondstoffen, handelscontacten van de schepen waren nog steeds potentiële bronnen van ziekten; kortom een dynamische samenleving die continue in beweging was.

Zoals in hoofdstuk 1 is aangetoond was er in Amsterdam in het najaar van 1617 een epidemie maar daarvan is geen ordonnantie bekend. Van Roermond zijn geen sterftecijfers bekend, maar wel een raadsbesluit (22) en een ordonnantie van 22 april 1615. Het raadsbesluit geeft aan:
1) mensen in wiens huis de pest is, moeten de deuren gesloten houden en een blik met de zoete naam van Jezus op de deur slaan; varkens mogen niet op straat lopen.
2) de ordonnantie van 30 juli 1598 wordt weer van kracht.

Deze ordonnantie van 1598 bevat de volgende maatregelen:

A Isolatiemaatregelen gericht op de zieken
- degenen die de zieken verplegen moeten het gezelschap van anderen mijden en een wit stokje in de hand dragen als ze de straat op gaan
- kinderen uit geïnfecteerde huizen mogen niet met andere kinderen spelen

B Isolatiemaatregelen gericht op geïnfecteerde huizen
- als iemand gestorven is aan de pest dan moet het huis zes weken lang gesloten blijven
- als er in een huis de pest heerst dan moet een blik met de naam van Jezus aan de deur worden bevestigd (hetgeen ook nog een keer in het raadsbesluit van 22 april zelf is vermeld)
- mensen moeten een huis waar de pest heerst mijden

C Hygiënische maatregelen
- schoonhouden van straten en goten
- geen dode beesten en geen vuil op straat/erf/enz gooien, en ook niet bij de buren
- varkensstallen niet op straat maar alleen op eigen erf, en wel zo dat de buren er geen last van hebben
- kleren, beddengoed e.d. uit besmette huizen mogen niet worden gewassen op de gewoonlijke bleekplaatsen, maar alleen op de speciaal daarvoor aangewezen plaats bij het nieuw gemaakte pesthuis.

D Maatregelen rond het begraven
- een dode moet een uur voor zonsopgang of een uur na zonsondergang naar het kerkhof worden gebracht, zonder enig klokkengelui en zonder gevolg.

E Maatregelen gericht op de handel
geen.

F Overige maatregelen
- men dient bederfelijke waar te mijden
- verbod op de verkoop van kersen, pruimen, appels, peren, melk en dergelijke
- verbod op de verkoop van riviervis
- keurmeesters zullen er op toezien dat alle zeevis en alle vlees dat op de markt komt goed is
- poortwachters moeten iedereen die van buitenkomt beoordelen of ze vanuit een geïnfecteerde stad komen, of ze melaats of zwerver zijn en dergelijke. Deze mensen moeten allemaal worden geweerd.
- als iemand in een geïnfecteerd huis is geweest of de pest heeft gekregen dan moet die persoon zich aanstonds bij de pastoor vervoegen om zich aldaar met God te verenigen en de heilige sacramenten te laten toedienen.
- als iemand niet meer in staat is naar de pastoor te gaan dan moet hij naar de voordeur komen om zich aldaar de sacramenten te laten toedienen

De nadruk ligt in deze ordonnantie dus op isolatiemaatregelen en hygiënische maatregelen. Bij vergelijking van deze ordonnantie met de ordonnanties uit de periode 1601-1605 van de meer protestantse steden, dan valt op dat in Roermond geen maatregelen werden genomen gericht op de handel en dat er relatief meer aandacht was voor isolatie en hygiëne.
Net zoals bij de ordonnanties van 1601-605 ziet men ook hier dat er is nagedacht over een stelstel van maatregelen. Niets wijst er op dat men in paniek allerlei maatregelen heeft uitgevaardigd.
Heel bijzonder is natuurlijk de aansporing om zich zo snel mogelijk bij meneer de pastoor te vervoegen voor de heilige sacramenten. Men kan daarin een teken zien dat men bezorgd was voor het zielenheil van de medemens, maar ook kan men andere, meer aardse redenen bedenken, zoals het veiligstellen van een erfenis voor de kerk.

4.5 Ordonnantie Arnhem 1624 (23)
Ook voor de periode 1624-1625 kon er meer één ordonnantie met betrekking tot de pest worden gevonden, namelijk een uit Arnhem.
Deze ordonnantie van Arnhem is bijzonder omdat dit de enige curatief gerichte ordonnantie is die tijdens dit onderzoek is gevonden. Hij is geschreven door medici op last van de magistraat van Arnhem. In tegenstelling tot alle andere ordonnanties begint deze met een Bijbels citaat uit Deuteronomium, boek 28 , volgens de ordonnantie zelf vers 15, maar de tekst is van de huidige verzen 21 en 22.
Het citaat in de ordonnantie luidt: "De Heere zal u de Pestilentie aenhanghen, etc. ende sal u slaen met gheswel, febris, hitte, brant, dorricheydt, vergiftighe locht ende geelsucht, etc."
De hedendaagse weergave van de verzen 21 en 22 luidt:
"21 De Heere zal u de pestilentie doen aankleven, totdat Hij u verdoe van het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven.
22 De Heere zal u slaan met tering, en met koorts, en met vurigheid, en met hitte, en met droogte, en met brandkoren, en met honigdauw, die u vervolgen zullen, totdat gij omkomt."
Deuteronium boek 28 is geheel gewijd aan zegeningen en vervloekingen; vers 15 geeft aan: "Daarentegen zal het geschieden, indien gij de stem des Heeren, uws Gods, niet zult gehoorzaam zijn, om waar te nemen, dat gij doet al Zijn geboden en Zijn inzettingen, die ik u heden gebiede; zo zullen al deze vloeken over u komen, en u treffen."
Het Bijbelse citaat voorafgaand aan de ordonnantie zal vermoedelijk tot doel hebben gehad de mensen ervan te doordringen dat de pest hun eigen schuld is; een andere reden is niet te bedenken.

De ordonnantie begint met te stellen dat 'wij medici' het nodig hebben gevonden goede middelen te laten vervaardigen door de apotheker, omdat het gevaarlijk is tijdens de pest zonder geneesmiddelen te zitten. Mensen die de pest hebben of twijfelen of ze de pest hebben die moeten meteen naar apotheker Herman Worm gaan om daar een pestdrank te halen. Men wordt aangespoord om toch vooral voldoende van dat drankje in huis te hebben "op dat men des nachts niet na der Apteecken behoeft te loopen". Er volgen instructies over hoe men het moet innemen en hoe men moet handelen als men het middel uitbraakt; kortom, de zeventiende-eeuwse voorloper van de huidige medicijnenbijsluiter.
Met medicatie alleen is men er natuurlijk niet. Ook voor wat betreft het aderlaten worden instructies gegeven. Verder moet men voor men op bezoek gaat bij een zieke drie eetlepels theriakelazijn (24) innemen. In lijn met het Bijbelse citaat aan het begin wordt nog een goede raad gegeven: wees niet bang of bedroefd en vertrouw op de Heer.

Tot slot wordt deze ordonnantie afgesloten met een prachtig stukje zeventiende-eeuwse marketing:
"Ten lesten wordt ghevraecht/ alzoo neffens de Pest/ tegenwoordich een nieuwe sieckte (maligna febris) ofte boose wederspannige kortse is grassierende/ of het Aderlaten en tgebruyck van den Pest-dranck ooc schadelick sal wesen. Daer op seggen wy neen/ alsoo wy tselve by experientie int jaer sesthien ende dit jaer vier en twintigh hebben aen verscheyde persoonen geluclick bevonden (....)"
Maar natuurlijk! Ook bij de nieuwe ziekte, de febris maligna, kan men aderlaten gewoon toepassen en ook het pestdrankje kan men gewoon blijven gebruiken.
In deze ordonnantie is een verwijzing naar de pest in 1616. In de periode 1615-1618 zijn dus kennelijk op verschillende plaatsen pestuitbraken geweest (Amsterdam, Roermond, Arnhem), maar alleen van Roermond is er een ordonnantie bekend.

Deze ordonnantie bevat geen enkele bestuurlijke maatregel. Het enige bestuurlijke dat er in te vinden is, is dat het op last van de magistraat is opgesteld. In de tegenwoordige tijd zouden we dit een voorlichtingsfolder noemen.
Er wordt in de ordonnantie níet verwezen naar een andere ordonnantie uit 1624. Men zou kunnen denken dat deze ordonnantie een aanvulling zou zijn op een reeds bestaande ordonnantie met bestuurlijke maatregelen. Maar kennelijk was het voor de magistraat van Arnhem voldoende dat er alleen voorlichting werd gegeven over hoe de pest te bestrijden met geneesmiddelen.
Ook in deze ordonnantie dus geen enkele aanwijzing dat er in paniek maatregelen zijn getroffen.
4.6 Ordonnanties 1635-1636
In de periode 1629-1647 golft het oorlogsfront regelmatig heen en weer. Rond 1635 concentreerde de strijd zich rond de Meijerij van Den Bosch en het Land van Kleef. Op 26 juli 1635 werd door de Spanjaarden de onneembaar geachte vesting Schenkenschans ingenomen. Frederik Hendrik zette toen alles op alles en zond een omvangrijk leger om deze vesting te heroveren. Het was een van de grootste winteroperaties van de zeventiende eeuw (25). In de casuïstiek van Van Diemerbroek over de pest in Nijmegen in 1635-1636 worden herhaalde malen buitenlandse soldaten en officieren besproken en één keer wordt de Schenkenschans benoemd (26). Nadat de handel in de jaren twintig was weggezakt, kwam er nu weer een opleving. De aandelen VOC stegen snel in waarde, de huizenprijzen gingen omhoog en in 1636-1637 werden bizar hoge prijzen betaald voor tulpen (27).
Door het uitbreken van de Frans-Spaanse oorlog werden diverse handelsroutes afgesneden en kwam er meer handel dan ooit via de door de Nederlanders beheerste Scheldemonding. Dit leidde voor Zeeland tot grootste bloeitijd van de hele Gouden Eeuw. In Schoonhoven bloeide de edelsmederij. In 1629 was daar een goud- en zilversmidsgilde opgericht.

Wat betreft de ordonnantiën kon er helaas geen ordonnantie van Leiden worden gevonden. Beschikbaar waren enkel ordonnanties uit Haarlem (28), Middelburg (29), en Schoonhoven (30)
4.6.1 Beschouwing van de maatregelen 1635-1636
Net als in de periode 1601-1605 heeft ook in deze periode elk stadsbestuur haar eigen ideeën over nuttige maatregelen om de pest te beteugelen.
Ongeveer hetzelfde als wat het bestuur van Sluis deed stelde Middelburg de maatregel in dat niet iedereen zich mag bezighouden met het verzorgen en genezen van zieken, maar dat men dat pas mag doen nadat men het college heeft weten te overtuigen van zijn bekwaamheden. Dit duidt er in ieder geval op dat er kennelijk mensen die aan de pest wilden verdienen door zich als genezer of verzorger op te werpen en dat dit kennelijk zo vaak voorkwam dat het bestuur van Middelburg dit een ongewenste situatie vond, welke men op deze wijze wilde voorkomen. In Schoonhoven ontbraken hygiënische maatregelen.

Een aantal maatregelen uit de ordonnantie van Leiden uit 1603 treft men ook aan in de ordonnantie van Haarlem, zoals dat het vrouwen verboden is om naar de begrafenis te gaan en dat de kisten niet versierd mogen worden. Maar bijvoorbeeld de maatregel dat alleen daartoe aangestelde dooddragers de doden mogen vervoeren lijkt weer veel op de maatregel uit Utrecht van 1602, waarin werd verordonneerd dat alleen cellenbroeders de doden mochten dragen.
Een groot deel van de maatregelen van Haarlem is een variant op maatregelen bekend uit andere ordonnanties. Maar ze hebben ook nieuwe, geheel eigen maatregelen. Het lijkt er dus op dat de bestuurders in Haarlem bekende ordonnanties uit verschillende steden grondig hebben bestudeerd en er uit hebben gehaald waarvan zij dachten dat het voor de situatie in hun eigen stad nuttig kon zijn en er enige eigen visies aan hebben toegevoegd.
Het begint misschien wat saai te worden, maar ook uit de ordonnanties uit deze periode blijkt dat de stadsbesturen niet zo maar wat doen, maar duidelijk nadenken over een pakket van maatregelen die zij dienstig achten. Het zou informatief zijn geweest als uit deze periode van Leiden een ordonnantie gevonden zou zijn, maar in het volgende hoofdstuk kan wel een en ander behandeld worden over het dagelijks bestuur in deze periode.

4.7 Ordonnanties 1655
In 1648 werd de Vrede van Munster ondertekend. Dat hield niet in dat de Republiek nu in rustiger vaarwater kwam. De handelsbelangen stonden onder druk, met name omdat er scherpe concurrentie was tussen Engeland en de Republiek, wat uiteindelijk resulteerde in de eerste Engelse Oorlog in 1652 die tot mei 1654 zou duren (31).
De groeiende economie was af te lezen aan de groei van de Hollandse steden. Deze groeiden niet zozeer door natuurlijke bevolkingstoename, maar vooral door de toestroom van arbeidskrachten van elders. Dit gold ook voor de steden waarvan hieronder de ordonnanties worden besproken.
Op politiek vlak was er in de tweede helft van de zeventiende eeuw vooral een machtsstrijd tussen de regenten en de orangisten (32), wat bijvoorbeeld in 1653 in verschillende steden in het westen des lands leidde tot oproeren.

Uit deze periode werden ordonnanties gevonden van Haarlem (33), Leiden (34), Utrecht (35) en Gouda (36). Van Amsterdam is geen ordonnantie gevonden. Commelin echter heeft een aantal maatregelen uit die ordonnantie benoemd (37).
Daarnaast was er in Leiden nog een aparte ordonnantie gemaakt met betrekking tot het maken van doodskisten (38). In deze laatste ordonnantie wordt beschreven dat de naden goed dicht moeten worden gemaakt met teer, dat daarop mos moet worden gelegd, de deksel aan de binnenkant moet zijn bekleed met papier dat in azijn is gedoopt en dat de spijkers niet meer dan een halve voet uit elkaar mogen zijn.

Tabel 1 Aantal maatregelen per groep maatregelen per ordonnantie
Tabel 1 met ordonnantiën

4.7.1 Overeenkomsten in de maatregelen in 1655

A Isolatiemaatregelen
Er zijn relatief weinig isolatiemaatregelen behalve in Utrecht. Het aantal beschreven maatregelen in de ordonnantie van Utrecht is nog groter dan hier vermeld, omdat in deze ordonnantie elke uitzondering op de algemene regel apart is vermeld. Bij het categoriseren voor deze tabellen zijn deze uitzonderingen echter samengenomen.
Wat in alle vier de steden nuttig wordt geacht is dat een huis waar iemand aan de pest is gestorven niet geheel of gedeeltelijk mag worden verhuurd in de eerste acht weken (Gouda: tien weken) nadat iemand aan de pest is overleden.

B Hygiënische maatregelen
Ook de hygiënische maatregelen zijn minder dan in andere ordonnanties. Nieuw is dat in drie van de vier ordonnanties wordt gemeld dat stro niet meer op straat mag worden gelucht maar dat het moet worden verbrand.

C Maatregelen rondom het begraven
Hier zijn geen regels meer voor de diepte van de graven, maar er zijn nu wél bepalingen dat men geen lange rouwmantels meer mag dragen bij de begrafenis en dat men geen drank meer mag schenken voor of na het begraven van minderjarigen. Nieuw is ook het verbod om hoeden te maken met kruiden en bloemen en daar de doden mee aan te kleden (39).
Wel is nog steeds of wederom vastgesteld dat de begrafenis alleen op daartoe vastgestelde tijdstippen mag plaatsvinden. En net als bij de ordonnanties uit de periode 1601-1605 is het tijdstip van begraven per stad verschillend.

D Maatregelen gericht op de handel
Deze maatregelen zijn ten opzichte van voorgaande jaren nauwelijks veranderd. Iemand die een winkel heeft en in wiens huis iemand aan de pest is overleden mag zes weken geen handel drijven. Goederen uit geïnfecteerde huizen mogen niet worden beleend bij de bank van lening binnen zes weken na de laatst overledene uit dat huis en pas na dat de goederen behoorlijk zijn gereinigd

E Overige maatregelen
Deze categorie van maatregelen omvat maar 7 maatregelen en slechts één maatregel is in 2 of meer steden afgekondigd; namelijk in Utrecht en Haarlem is vermeld dat schippers en veerlui geen zieken de stad in mogen brengen.

4.7.2 Opvallende zaken uit de ordonnanties van 1655
Allereerst valt natuurlijk op dat de ordonnantie van Haarlem van 1655 slechts 3 maatregelen meer telt dan die van 1636. Twee maatregelen zijn identiek aan de maatregelen in de ordonnantie van Leiden van 1655 en één maatregel is geheel nieuw. Deze laatste betreft de maatregel om de kist van binnen met pek af te dichten.
Het stadsbestuur van Haarlem had klaarblijkelijk geen redenen, welke dan ook, om de ordonnantie van 1636 weg te doen en een hele nieuwe te maken.
De twee maatregelen die hetzelfde zijn als die van Leiden heeft het bestuur gewoon overgenomen in iets andere bewoordingen; er ligt ruim zes weken tussen beide ordonnanties en de formuleringen zijn nagenoeg hetzelfde. Hieronder een voorbeeld:

Leiden (40):
II
Sullen mede gene huysen: 't sy kleyn ofte groot nochte oock kameren ofte andre gedeelten van huysingen, daer inne yemant vande Peste is gestorven, int geheel ofte deel mogen werden verhuyrt, dan om naer het verloop vande eerste acht weecken te werden bewoont, te reeckenen van dien tijt af dat inde selfde Huysighe laest yemant overleden ofte uytgedragen is, op arbitrale correctie als vorens, ende werden de Verhuyrders by desen vermaent haere Huysen die sy verhuyren, voor den uytgang vande voornoemde acht weecken wel met water te doen reynigen ende te verluchten.

Haarlem (41):
IIII
Sullen mede gheene huysen/ 't zy kleyn ofte groot/ nochte oock kameren of andere ghedeelten van huysinghen/ daer innen yemant van de Pest is gestorven/ in 't geheel of deel anders mogen werden verhuert als/ en na het verloop van de eerste acht Weecken/ te werden bewoont/ te reeckenen van die tijdt af dat inde selve huysinge lest yemandt overleden of uytghedraghen is: op een boete van tien Ponden/ ende boven dien by mijne E. Heeren van den Gherechte arbitralijck gecorrigeert te werden. Ende werden de Verhuerders by desen vermaendt/ hare huysen die zy verhueren/ voor den uytgangh van de voorschreven acht Weecken wel met Water te doen reynighen/ ende te verluchten.

Nog een opvallend detail: de ordonnantie is vastgesteld op 8 september. Uit hoofdstuk 1 is het beeld naar voren gekomen dat doorgaans eind juli de pest begon toe te nemen en de sterfte in augustus flink toenam. Als de pest in Haarlem net als in Amsterdam in augustus al een flinke stijging in de sterfte had veroorzaakt, dan wekt het late tijdstip van de ordonnantie de indruk dat de pest niet de hoogste prioriteit had bij het stadsbestuur van Haarlem.

In totaliteit valt op dat het aantal isolatiemaatregelen zo klein is in drie steden. Alleen Utrecht maakt er werk van door er zeker acht maatregelen aan te besteden. Ook het aantal isolatiemaatregelen gericht op besmette huizen is maar gering.
Bij de hygiënische maatregelen is meer de nadruk komen te liggen op hoe men met stro en beddengoed moest omgaan. Ook is er meer aandacht voor de slager als mogelijke bron en deze mag dan ook geen beesten slachten als er in zijn huis iemand ziek ligt aan de pest.
De maatregelen rond het begraven van de overleden is minder dan bij voorgaande ordonnanties, behalve dan in Utrecht. De vroedschap heeft hierover uitgebreide en gedetailleerde maatregelen opgesteld. Een aantal maatregelen was in ordonnanties uit andere perioden al bekend, zoals: de kist moet via de kortste route van het huis naar het kerkhof en dat alleen de cellenbroeders de doden mogen dragen. Maar er zijn ook maatregelen die nog nergens anders zijn vermeld, zoals dat de doodgravers op dagen dat gepredikt wordt, grafkelders en graven pas mogen openen als de preek klaar is en iedereen de kerk uit is; de graven moeten meteen worden gesloten en mogen niet open blijven liggen. Deze maatregelen zijn ook opgenomen in de ordonnantie van Den Bosch in 1664.
De maatregelen in 1655 waren goed beschouwd meer van hetzelfde en het aantal maatregelen minder, behalve dan in Utrecht, welke in totaal het uitzonderlijke aantal van achtenveertig maatregelen bevat. In 1602 telde de ordonnantie van Utrecht slechts 16 maatregelen.
Het lijkt er dus op dat door alle dynamiek in de steden de uitbraak van de pest niet als erg schokkend werd gezien. Sterker nog, de vroedschap van Utrecht was er klaarblijkelijk eens goed voor gaan zitten en pakte de zaken duidelijk meteen breder aan. De pestordonnantie is van 26 juli 1655. Drie dagen daarvóór, op 23 juli 1655, stelde men een ordonnantie vast voor de apothekers, waarin het apothekersvak heel strak werd geregeld. Onder andere dat vier medicijnen , waaronder het theriacum, alleen maar mocht worden gemaakt na onderzoek van de ingrediënten door artsen en de dekens. Eveneens op 23 juli werden er voor artsen regels vastgesteld, onder andere dat
- alleen artsen een praktijk binnen de stad mogen houden die bij de stadsdokter hebben aangetoond dat ze ook echt dokter zijn
- ze niet gelijkertijd ook een apothekerswinkel er op na mogen houden (ook niet in het geheim)
- men per dag moet bij houden hoeveel bezoeken men heeft afgelegd.
Het is duidelijk dat het vroedschap van Utrecht een weldoordachte actie heeft ondernomen, door niet alleen preventieve bestuurlijke maatregelen in te stellen rondom de pestepidemie, maar ook tegelijkertijd maatregelen in te stellen om de curatieve sector (de artsen en de apothekers) te reguleren.

Geen ordonnantie maar wel een opvallend bericht is een resolutie (42) van 22 september 1655, van de Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt, waarin de stadsbesturen worden verzocht om al die ingezetenen die naar een ander land willen reizen te voorzien met een behoorlijk getuigschrift dat zij niet uit een huis of een wijk komen, die met pestilentiale ziekten zijn besmet. Opvallend omdat er in de resolutie geen restrictie of controle is opgenomen. Eigenlijk staat er dus dat iemand die daarom verzoekt gewoon een getuigschrift moet krijgen.

4.8 Ordonnanties 1663-1665
De bevolkingstoename ging gestaag door. In 1647 hadden Amsterdam, Leiden, Haarlem, Rotterdam, Delft en Den Haag samen naar schatting ongeveer 314 duizend inwoners en in 1672 ongeveer 421 duizend (43). Er werd fors geïnvesteerd in de scheepvaart en de marine, maar de Engelsen hadden hetzelfde gedaan. Volgens Israel begon de tweede Engelse oorlog weliswaar officieel in maart 1665, maar eigenlijk al vroeg in 1664 (44). Amsterdam had plannen om de stad uit te breiden (zie hiervoor het volgende hoofdstuk), en de textielindustrie was een van de belangrijkste industrieën geworden.

Van deze pestperiode waren ordonnanties beschikbaar uit Delft (45), Den Bosch (46), van de President en de raden over Holland/Zeeland en Friesland (47), Nijmegen (48), Rotterdam (49)en Tiel (50).

Tabel 2 Aantal maatregelen per groep maatregelen per ordonnantie
Tabel 2 met ordonnantiën

Zoals in tabel 2 te zien is, zijn er grote verschillen in aantallen maatregelen. De grootste verschillen in aantal zijn te vinden in de groepen maatregelen gericht op de isolatie van zieken, het begraven van de doden en overige maatregelen. Opmerkelijk weinig maatregelen zijn er gericht op de handel.
Naast deze ordonnantie is er ook een piepkleine ordonnantie uit Roermond van 25 oktober 1666, waarin wordt gesproken van de "smettende crancheyt" en verwezen wordt naar de ordonnantie van 28 juli 1666, die niet kon worden gevonden. Deze extra ordonnantie verbiedt nog eens nadrukkelijk om op bezoek te gaan bij mensen in een besmet huis.
Van Vianen is een ordonnantie beschikbaar die zowel op 18 juli 1664 en op 21 oktober 1666 is gepubliceerd met de regelingen rond de aanstelling van de pestmeester. Ook van Vlissingen is een ordonnantie, van 10 juli 1666, gevonden waarin werd geregeld dat er een pestmeester werd aangesteld.

4.8.1 Overeenkomsten in de maatregelen in de periode 1663-1665

A Isolatiemaatregelen gericht op de zieken.
In Den Bosch, Nijmegen en Tiel moeten ziekentroosters, pestmeesters, bezoekers van zieken, enz. het gezelschap van andere mensen mijden en bij het over straat gaan een wit stokje dragen. Behalve in Rotterdam en Tiel mogen mensen die aanraking zijn gekomen met mensen die de pest hebben zich niet onder het volk begeven of bij andere zieken op bezoek gaan (of pas na speciale toestemming). Behalve voor Den Bosch en Nijmegen geldt dat schippers en voerlieden geen zieken en bedelaars de stad in mogen brengen. En in Den Bosch, Rotterdam en Tiel mag iemand die de pest heeft en van aalmoezen leeft mag niet bij de diakenenvergadering komen maar moet zijn aalmoezen laten halen door vrienden of buren.

B Isolatiemaatregelen gericht op geïnfecteerde huizen
In Delft, Den Bosch, Nijmegen en Tiel moeten deuren en vensters aan de straatkant zes weken gesloten blijven. In Den Bosch, Rotterdam en Tiel mag een huis waarin iemand is overleden aan de pest pas weer worden verhuurd na zes weken en pas als het grondig is schoongemaakt en gereinigd. In Den Bosch, Nijmegen en Tiel moet bij de voordeur van een huis met pest een "strooy witte" of stroy-wis worden gespijkerd of gehangen.

C Hygiënische maatregelen
In alle ordonnanties, behalve die van de raden van Holland/Zeeland/West-Friesland komt de bepaling voor dat stro uit een geïnfecteerd huis niet op straat mag worden verbrand, of op straat dan wel in het water mag worden gegooid maar dat het moet worden verbrand op een nader gespecificeerde plaats. Behalve in Den Bosch en Nijmegen is in de ordonnanties opgenomen dat kleren, beddengoed en andere goederen uit een geïnfecteerd huis zes weken lang niet op straat mogen worden gelucht of vervoerd. Bij Delft, Den Bosch en Tiel geldt de bepaling dat het bloed van gelaten personen niet op straat mag worden gezet.

D Maatregelen rondom het begraven
In alle ordonnanties behalve die van Tiel is bepaald dat bij de begrafenis geen (lange) rouwmantels mogen worden gedragen, ook niet door de dragers en de bidders. In Den Bosch, Rotterdam en Nijmegen mag de overledene alleen door daartoe aangesteld personen uit huis worden gedragen. En een pestdode moet binnen een vastgesteld aantal uren begraven zijn; of binnen 36 uur (Den Bosch) of binnen 48 uur. Rotterdam kent daar bovenop nog de bepaling dat als de tweede dag op een zondag valt, dan mag de begrafenis een dag worden uitgesteld. Verder hebben de verschillende steden heel wat bepalingen die alleen voor de desbetreffende stad gelden.

E Maatregelen gericht op de handel
De enige maatregel die in drie (Den Bosch, Rotterdam en Tiel) van de zes ordonnanties voorkomt is de bepaling dat goederen uit besmette huizen pas na enkele (twee of zes) weken nadat iemand is gestorven aan de pest mogen worden verkocht op de markt.

f Overige maatregelen
Ook bij de overige maatregelen geldt dat iedere bestuur zijn eigen ideeën heeft. De enige maatregel die in drie (Delft, Holland/Zeeland/West-Friesland en Rotterdam) van de zes ordonnanties voorkomt is de bepaling dat mensen/gezinnen uit besmette steden de stad niet in mogen, tenzij bij attest bewezen is dat ze uit onbesmette huizen komen

4.8.2 Opvallende zaken uit de ordonnanties van 1663-1665
Uit tabel 2 blijkt al dat er bijzonder weinig maatregelen werden genomen om de handel te beperken. In de voorgaande pestperioden waren er al relatief weinig bepalingen, maar in 1663-1665 mogen de bepalingen voor wat betreft de handel als marginaal worden beschouwd.
De ordonnantie uit Tiel is heel erg laat gedateerd, 30 december 1664. Met wat in hoofdstuk 1 is aangetoond, dat het hoogtepunt van een epidemie in september/oktober lag, mag men zich afvragen of deze ordonnantie geen mosterd na de maaltijd is geweest. Toch opent deze ordonnantie met de zin "Alsoo de droevighe / smettelijcke en schouwelijcke Sieckte der Pestilentie/ ghelijck in andere Naebuerighe Steden ende plaetsen/ (Godt betert) begint te ontsteecken binnen deser Stadt/ " .
De vraag is of het dan werkelijk om de pest ging zoals die in de rest van het land heerste, of dat er een verkeerde datum onder de ordonnantie is gezet. Een andere mogelijkheid, hoewel niet zo waarschijnlijk, is dat men de pest pas heel laat als pest heeft herkend en alsnog een ordonnantie heeft opgesteld.

Bijzondere bepalingen

Den Bosch
- Men mag geen zieke mensen verbergen
- Poortwachters zullen er op moeten toezien dat niemand met de pest de stad binnenkomt
- Bloed van paarden of andere beesten die op straat worden geslacht moet meteen worden weggespoeld met water
- Overledenen mogen niet 's nachts of stiekem worden begraven op het kerkhof of ergens anders
- Als iemand een middel gebruikt dat er de oorzaak van is dat de pest zich uitbreidt dan wordt hij gestraft zonder enige genade


Den Bosch en Tiel
- De doodgravers mogen in de kerk geen graven openen tijdens de preek, en ze mogen ook geen graven open laten liggen tijdens de preek


Tiel
- Als er iemand sterft aan de pest dan mag men niet de hulp inroepen van "luyden" en buren
- De doden mogen niet worden versierd met enig groen


Rotterdam
- Iedereen die, zodra dokter of pestmeester dat heeft vastgesteld, de pest heeft moet meteen naar het pesthuis gaan; tenzij hij de kosten van verzorging zelf kan betalen
- Secreten mogen gedurende zes weken niet worden gereinigd
- De kisten mogen niet op de schouder worden gedragen maar alleen onderhands


Nijmegen
- Verbod op het verhandelen van ajuin, kolen, pompoenen en komkommers uit Holland en dode riviervis.


4.8.3 Conclusie over de maatregelen in deze periode
Net als in alle voorgaande pestperioden is er heel duidelijk nagedacht over de maatregelen. Men heeft goed gekeken naar ordonnanties uit andere steden en er uit gehaald wat men nuttig vond. De handel werd duidelijk ontzien en er zijn nauwelijks maatregelen die, gezien de oorzaak die men dacht te kennen (verrotting en bedorven lucht), onlogisch zijn.
De maatregelen geven ook wel een klein inkijkje in gewoonten in die tijd en wat politiek. Het verbod om in ajuin en kolen en dergelijke te handelen lijkt een politieke lading te hebben, omdat dit geen groenten zijn die snel bederven of rotten. Het stiekem begraven van overledenen (op het kerkhof of ergens anders!) schijnt nog al eens te zijn voorgekomen, anders hoef je zoiets niet nog eens te verbieden via een ordonnantie.

4.9 Boetebepalingen
Een beleid kan alleen maar effectief worden uitgevoerd als er ook sancties zijn. Alle ordonnanties geven bij de meeste, maar lang niet alle, maatregelen een boetebepaling aan in de vorm van een geldboete of een 'arbitrale correctie'. De boete varieert van drie tot vijfentwintig gulden. Amsterdam bijvoorbeeld hanteerde in 1602 min of meer een standaardboete van twaalf gulden. De ordonnantie van Middelburg van 1635 echter bevat als enige voor de meeste overtredingen een boete vijftig gulden.
De kroon spannen echter een bepaling uit 1655 en twee bepalingen uit de ordonnanties uit 1664:
- Utrecht 1655: Uit huizen waarin iemand gestorven is mogen geen lakens worden gehangen en men mag geen lange rouwmantels dragen (boete honderd gulden)
- Het is verboden om wanneer iemand gestorven is, het huis te behangen met rouwversieringen (boete in Delft honderd gulden, in Rotterdam tweehonderd gulden)
En dat, terwijl de andere ordonnanties uit die tijd hierover helemaal geen bepalingen hebben! In Den Bosch mocht men het huis dus versieren terwijl dat in Rotterdam een boete kon opleveren van tweehonderd gulden.
- Op een begrafenis mag geen wijn en bier meer worden geschonken (Boete honderd gulden, Delft en Holland/Zeeland/West-Friesland)
Er was dus geen beleid dat als grootste gemene deler kon worden gezien ten aanzien van de hoogte van de boetes. Elk stadsbestuur was duidelijk autonoom in het opleggen van boetes.

In sommige ordonnanties is het schenken van bier en wijn een gewoonte die niet als wenselijk werd beschouwd. Een aparte ordonnantie van het stadbestuur van Utrecht gepubliceerd op 13 november 1667 is geheel gewijd aan de excessen op begrafenissen. Er waren kennelijk al eerder ordonnanties geweest waar men zich duidelijk niets van aantrok, want deze ordonnantie verwijst daarnaar.
" De Staten vanden Lande van Utrecht bevindende/ dat niet-tegen-staende voorgaende Placaten tegen d'excessen/ die ten platten Lande by de Begraeffenisse der Dooden werden gepleeght/ ende specialijck tegen de groote ende onbehoorlijcke Lijck-maeltijden/ die aen de Vrienden/ Gebueren / ende andere wierden gegeven/ de Opgesetenen niet alleen continueren inde voorsz excessive maeltijden/ maer deselve oock dagelijcx vergrooten ende vermeerderen/"
De maatregelen om dit soort excessen in te tomen werden bekrachtigd met boetes van 25 gulden per keer. Alleen directe familie mocht nog wijn, bier en eten krijgen bij de begrafenis.

4.10 Boetepalingen in andersoortige ordonnanties
Een boete van drie tot vijfentwintig gulden is een flink bedrag. Ter vergelijking: Op 16 juli 1636 werd Van Diemerbroek door het stadsbestuur van Nijmegen aangesteld tot stadsdokter met een salaris van 100 daalder per jaar en 30 gulden voor huurkosten (51). In 1650 verdiende een chirurgijn bij de VOC ongeveer zesendertig gulden per maand; een matroos daarentegen ongeveer 8 gulden. Een boete van 25 gulden stond dus al snel gelijk aan één tot drie maandsalarissen. Maar het is niet voldoende om alleen te vergelijken met het inkomen van de mensen. Men wil natuurlijk ook weten hoe de boetes in pestordonnanties zich verhielden tot boetes uit andere ordonnanties.
Uit verschillende perioden zijn hieronder van enkele ordonnanties de laagste en hoogste boetes vermeld.

Tabel 3: Overzicht enkele ordonnanties, met jaartal, plaats, onderwerp en laagste en hoogste boetes
Tabel 3 met ordonnantiën

En dan is er nog de zeer opmerkelijke "Keure ende Ordonnantie teghens de stouticheyt der paus-gesinden/ ende der selver excessen." uit Haarlem van 1639. Deze keur bevat maar 7 maatregelen waaronder:
A Niemand mag pausgezinde geestelijken onderdak bieden. Bij overtreding geldt de eerste keer een boete van 600 pond, de tweede keer 1200 pond en bij de derde overtreding verbanning voor het leven.
B Er mogen geen vergaderingen plaats vinden van paus-gezinden, met dezelfde boetes als onder A.
Ondanks de groeiende stroming van het loslaten van intolerantie weigerden orthodoxe calvinisten op plaatselijk niveau hardnekkig om toe te geven aan deze stroming. Leiden, Haarlem, Gouda en enkele kleinere steden volhardden in een onverdraagzaam beleid (53). Wat betreft Haarlem leidde dit dus tot deze bijzondere ordonnantie met werkelijk buitenissige boetes.

De boetes van drie tot vijfentwintig gulden voor overtreding van de pestverordeningen waren dus van een zelfde orde van grootte als bij andere overtredingen. Op economische delicten (belastingen, handel met de vijand) stonden veel hogere boetes.
4.11 Handhaving
Boetebepalingen zijn natuurlijk alleen maar zinvol als er ook gehandhaafd kan worden. Als men alle bepalingen bekijkt dan zijn er vele die nauwelijks zijn te handhaven. Bijvoorbeeld: Zieken die gaan wandelen moeten een witte stok dragen, mensen die bij hun op bezoek zijn geweest ook.
Als iemand ziek is als gevolg van de pest dan is die persoon zo beroerd en slap dat deze niet veel zin zal hebben om de straat op te gaan. En hoe kon men controleren of iemand op bezoek was geweest bij iemand met de pest? Het uitvaardigen van maatregelen is één ding het handhaven een ander.
Dat mensen zich niet altijd hielden aan de maatregelen blijkt uit bijvoorbeeld ordonnanties waarin nog eens verwezen wordt naar voorgaande, en ordonnanties die afsluiten met de mededeling dat de ordonnantie op verschillende wijzen bekend zal worden gemaakt opdat niemand kan zeggen dat hij het niet wist. Ook zijn in sommige ordonnanties regelingen opgenomen om het klikken te bevorderen door de aanbrenger een bonus in het vooruitzicht te stellen; bijvoorbeeld in Haarlem "Ende sullen alle de voorsz. Boeten/ genomen in Ponden/ tot veertigh Grooten 't stuck/ gheappliceert werden aen drien/ als den heere/ de Stadt ende den Aenbrenger/ elkcx een derdepart."
Via de gerechtelijke archieven van Amsterdam en Leiden is getracht enig inzicht te krijgen in de daadwerkelijke handhaving. De archieven van Amsterdam bevatten maar enkele uitspraken uit de pestperioden. Van Leiden echter was er een overzicht van alle aanwezige gerechtelijk uitspraken (54). En daaruit blijkt dat er niet één uitspraak is geweest voor overtreding van een pestmaatregel, niet één.
Overspel, wangedrag, landloperij, ontucht, prostitutie, straatschenderij, belediging en bedreiging van een ambtenaar, smokkelen van bier, heling, zakkenrollen en valsemunterij zijn echter overvloedig aanwezig in het overzicht,

4.12 Conclusie met betrekking tot de pestordonnanties
Ordonnanties bevatten maatregelen die er voor moeten zorgen dat mensen anders gaan handelen dan voorheen, tijdelijk dan wel permanent. En het gaat dan om handelingen die veel voorkomen.
Als men op die manier naar de ordonnanties kijkt dan kan men alleen maar tot de conclusie komen dat het in alle steden een grote smeerboel was.
Bloed, darmen, dode honden en kippen, vuiligheid, het werd allemaal op straat gegooid of in het water. Slachten gebeurde op straat en de bepaling dat een graf diep genoeg moest zijn geeft ook te denken. Goederen werden verkocht zonder ze schoon te maken en tijdens de preek gaat het begraven van overledenen gewoon door, op het kerkhof en in de kerk zelf.
In deze hele toestand namen de stadsbesturen maatregelen, soms erg uitgebreid. En goed beschouwd waren het waarschijnlijk best ingrijpende maatregelen. Men had kennelijk door dat er iets structureel moest veranderen, alleen de handhaving van de maatregelen was niet zo makkelijk.
Elk bestuur nam wel maatregelen om zieken en besmette huizen te isoleren en om de hygiëne te verbeteren, zonder dat dit als zodanig werd herkend of benoemd. Elk bestuur nam maatregelen rondom de begrafenisrituelen en -handelingen. Er waren ook maatregelen rondom de handel, maar veel minder dan op de andere gebieden. En ook de maatregelen die niet in een van de voorgenoemde categorieën vielen waren er niet zoveel, Dus op, wat we tegenwoordig zouden noemen, strategisch niveau kan worden gesteld dat er nauwelijks verschillen waren in de aanpak door de steden, of ze nu meer protestants of meer katholiek waren. Tabel 4 laat duidelijk zien dat pas in de laatste pestperiode meer maatregelen werden genomen om zieken te isoleren (in Utrecht was dat al in 1655). Er was in 1655 en 1664 iets meer aandacht voor hygiënische maatregelen. De aandacht voor maatregelen rond de begrafenis was in alle perioden en tussen de steden erg wisselend. Het aantal maatregelen gericht op de handel was klein in de periode 1601-1605, het bleef klein en werd in 1664 zelfs nog kleiner. Ook de overige, niet zo makkelijk beredeneerbare maatregelen waren gering in aantal, behalve dan in Sluis in 1605 en in Nijmegen in 1664.
Kortom, de gedachte dat men iets moest met zieken, besmette huizen enz was in alle steden aanwezig. In dat opzicht is er in vierhonderd jaar tijd niets veranderd, want we doen het nog steeds zo: dwz, Isoleren van patiënten, gebouwen (boerderijen), extra hygiënische maatregelen, handel beschermen.


Tabel 4 Totaaloverzicht van het aantal maatregelen per groep maatregelen per ordonnantie; vetgedrukt zijn de aantallen die er uit springen ten opzichte van de rij of kolom.
Tabel 4 met ordonnantiën


Per categorie maatregelen waren er echter wel degelijk verschillen in aanpak, maar dat had niet zozeer te maken met de geloofsrichting maar met wat men nuttig leek.
De tijdstippen van de ordonnanties zijn ook verschillend. Soms aan het begin van een epidemie, soms pas op het moment dat de epidemie al duidelijk aanwezig is. Voor de inhoud van de maatregelen werd soms gekeken naar wat er al was, en soms werden nieuwe ordonnanties gemaakt.
Uit de boetes in de pestordonnanties blijkt dat de overtredingen van de pestmaatregelen van een zelfde orde waren als kleine economische delicten. Uit de gerechtelijke uitspraken van Leiden is te lezen dat in ieder geval in Leiden de handhaving van pestmaatregelen niet heeft geleid tot veroordelingen.

Samenvattend:
Op basis van de maatregelen in de ordonnanties kan worden geconcludeerd dat de pest bij de bestuurders niet leidde tot paniekmaatregelen. Men ging niet overhaast te werk, de ordonnanties stralen allemaal uit dat er over de maatregelen was nagedacht. De maatregelen sloten zoveel mogelijk aan op wat men dacht dat de oorzaak was van de pest. Daarnaast was de pest voor sommige bestuurders een goede gelegenheid om meteen andere zaken te regelen. Daarvan zijn er twee mooie voorbeelden. De vroedschap van Utrecht zorgde er in 1655 voor dat er niet alleen een beleid voor de pest werd opgesteld, maar ook gelijkertijd een beleid om de curatieve zorg te reguleren. En in het geval van Sluis in 1605 werd dankbaar gebruik gemaakt van de aanwezigheid van de pest om met de pestordonnantie diverse andere doelen te bereiken dan alleen het indammen van de pest.
Het beeld dat Noordegraaf en Valk schetsten, "In de greep van de angst" (55) wordt in ieder geval niet ondersteund door de pestordonnanties uit de zeventiende eeuw. De ordonnanties zijn natuurlijk datgene wat de bestuurders aan het volk laten zien. De vraag is daarom, wat werd er binnenskamers behandeld? Nam men ook maatregelen die niet in een ordonnantie werden vervat? Daarover gaat het volgende hoofdstuk.





Ordonnantie-Leiden-1603




Keur pausgezinden 1639

Uit: Bijzondere Collecties UvA




Keur pausgezinden 1639a

Keur pausgezinden 1639 bijzondere tekst

..../eenighe vergaderinghen ofte verboden conventienten der Paus-ghesinden te houden / ofte te doen houden / hoedanich ende hoe 'tselve moghen wesen / op een boete voor de eerste reyse van ses-hondert ponden/ de tweede reyse twaelf-hondert ponden/ ende de derde reyse de Stadt ende de Vryheyde van dien te moeten ruymen/ sonder immermeer daer weder binnen te komen






1 www.rivm.nl/cib/infectieziekten-A-Z/infectieziekten/

2 SARS = severe acute respiratory syndrome

3 Wet op de publieke gezondheid, hoofdstuk VII, § 2 Strafbepalingen

4 AIDS = acquired immune deficiency syndrome

5 Annet Mooij, pag 25

6 Annet Mooij, pag 20

7 Wet op de publieke gezondheid, artikel 21: De arts die vaststelt dat een lijk is besmet met een infectueus of giftig agens of een infectueuze of giftige stof waardoor een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan ontstaan, meldt dit onverwijld aan de gemeentelijke gezondheidsdienst.

8 JI Israel, pag 287

9 JI Israel, pag 341, 352

10 Regionaal Archief Leiden, archiefnr. 0504, inv.nr 1614 Willekeuren van Amstelredamme tegen de pest

11 UvA: Ordonnantie ende ghebot nopende de heete zieckte ofte peste. 1603

12 GemeenteArchief Roermond, archiefnr 1001, inv.nr. 902 Stukken betreffende maatregelen ter wering van de pest

13 Zeeuws Archief, archiefnr. 7, inv.nr. 363 Stukken betreffende maatregelen tegen besmetting met pest

14 GemeenteArchief Utrecht, archiefnr 703-a-4, inv.nr. 89-x, Ordonnantie op de pest

15 Van Andel, Instructiën voor pest- en siechuysmeesters te Gorinchem, NTvG 1921, 617-619

16 Simon Oomius, 1665, Des heeren verderflicke pyl pag: 61

17 JI Israel, pag 288

18 Zeeuws Archief, archiefnr. 7, inv.nr. 363 Stukken betreffende maatregelen tegen besmetting met pest

"Het is bij ondervinding gebleken dat de stad des te meer wordt geïnfecteert, en daarom is de Heer ook vertoornt, door de lichte vrouwen en hoeren". Daarom worden deze lichte vrouwen en hoeren opgedragen de stad te verlaten uiterlijk op de derde dag na publikatie van de ordonnantie. En hergbergiers, tavenier, zoetelaars en alle anderen wordt verboden zulke vrouwen onderdak te bieden en ze te gelasten het pand te verlaten. En als deze vrouwen dat weigeren dan moet men aangifte doen.

19 GemeenteArchief Roermond, archiefnr 1001, inv.nr. 902 Stukken betreffende maatregelen ter wering van de pest

20 JI Israel, pag 379 e.v.

21 JI Israel, pag 391

22 idem als 20

23 UvA, Pestordonnantie Arnhem, 1624

24 Theriakel (Theriacum Andromachi; ofwel Theriakum volgens het recept van Andromachus) was een kruidenmengsel dat tegen bijna alle ziekten wel werd gebruikt. De samenstelling was variabel door de loop der eeuwen heen, en bestond uit tussen de 67 en 120 verschillende kruiden, maar het hoofdbestanddeel was opium.

25 JI Israel, pag 583-584

26 Van Diemerbroek, Traktaat van de peste, deel 4, casus XI

27 JI Israel, pag 587-588

28 UvA, Keure ende ordonnantie op 't stuck van de besmettelijcke Sieckte, 1636

29 Fokker AA, Onderzoek naar den aard van de epidemische en contagieuse ziekten, 1860, 126-129

30 De Bruyn JA, Verordeningen betreffende de pestepidemie 1635-1666 te Schoonhoven, NTvG, 1931, 1155-1156

31 JI Israel, pag 784 e.v.

32 JI Israel, pag 807 e.v.

33 NoordHollands Archief, arch.nr. 2166 inv.nr. 143 Y , Keure ende ordonnantie op 't stuck van de besmettelijcke sieckte, en inv. 142 X, Ordonnantie tegen het verhandelen van komkommers (...).

34 UvA, Provisioneel ordre, op't stuck van de heete sieckte der peste, binnen Leyden.

35 UvA. Ordonnantie (...) op 't stuck van de peste en de begravinghe der dooden, 1655

36 UvA, Ordonnantie geëmaneert op de contagieuse sieckte binnen de Stadt Gouda, 1655

37 Commelin, pag 1180-1181

38 Regionaal Archief Leiden, archiefnr. 0504, inv.nr 1613, Doodskisten voor pestlijders

39 Uit de ordonnantie van Utrecht 1655 (zie voetnoot 26): "Oock salmen geene Lijcken mogen vercieren met Roosen hoedekens/ Rosemareyn/ noch met kranskens ofte kroonen van bloemen/ kruyden ofte eenich ander goet/ noch oock yetwes diergelijck op de baren stroyen/"

40 zie voetnoot 36

41 zie voetnoot 35

42 Regionaal Archief Leiden, archiefnr. 0504, inv.nr 1611

43 JI Israel, pag 689

44 JI Israel, pag 844

45 Gemeentearchief Rotterdam, arch.nr. 37.02 inv.nr. 6 , Keuren van maatregelen tegen de pest in Rotterdam, Delft, Holland en Zeeland,1664, Provisionele ordere op het vveeren ende stvtten van de besmettelijcke sieckte binnen Delff, Delff 1664

46 UL, Ordonnantie vande peste, 1664

47 Gemeentearchief Rotterdam, arch.nr. 37.02 inv.nr. 6 , Keuren van maatregelen tegen de pest in Rotterdam, Delft, Holland en Zeeland,1664, Den president ende Raden over Hollandt/Zeelandt ende Vrieslandt,1664,

48 Gemeentearchief Rotterdam, arch.nr. 37.02 inv.nr. 6 , Keuren van maatregelen tegen de pest in Rotterdam, Delft, Holland en Zeeland,1664, Naerder ordre tegens het weren, ende steuyten van de pestilentiale sieckte binnen dese stadt, Rotterdam1664

49 Regionaal Archief Nijmegen, bibliotheek , Ordonnantie by (...) om daer mede soo veel mogelijck is inden haeren affte weeren de contagieuse sieckte der pestilentie (...), 1664

50 Radboud Universiteit, Ordonnantie der stadt Tyel, op 't stuck vande peste ende begravinge der dooden, 1664

51 Regionaal Archief Nijmegen, arch.nr 1, inv.nr 96, Raadsignaat Nijmegen 1636, zaterdag 16 juli

52 Een pond was ongeveer een gulden. (Ordonnantie wisselkoersen 1619 Den Haag)

53 JI Israel, pag 592

54 Van den Heuvel, criminele vonnissenboek

55 Noordegraaf en Valk, pag 96 e.v.

Ordonnantie Roermond 1598